Achter voordeuren. [english: ]
Sinds een half jaar woonde ik in een 2-kamer portiekwoning in de R-buurt. Sociale woningbouw, bijna de hele rij was in dezelfde, sfeervolle baksteen-stijl uit het begin van de 20e eeuw opgetrokken. Helaas keken we uit op een gedrocht uit de jaren '80, met lelijke gatenstaal balkons in wit en grijs, waarvan de appartementen ook nog eens peperduur verhuurd werden, sommigen wel 3x zo duur als de onze. Waarschijnlijk was het er binnen groter dan bij ons, anders betaalden ze alleen meer voor een beter uitzicht. Soms wou ik dat ze spiegelende ramen hadden, dan zouden wij toch nog wat van onszelf kunnen zien.
Zo mijmerend keek ik vroeg op een ochtend uit het raam. Normaal keek ik nooit zo vroeg uit het raam aan die kant. Veel te saai. Ik keek liever naar de achtertuinen van de buren. Bomen, vogels, af en toe een verwaaide kat. Maar nu was ik zo vroeg wakker, dat ik toch opeens uit het voorraam keek. Aan de overkant stond een groepje mannen te wachten. De helft droeg een donkergroen jack. Twee waren wat ouder, vielen uit de toon door hun wat formelere kleding, en iets wat op een aktentas leek. Eerst dacht ik dat ze stonden te wachten op een pendelbus, die ze naar één of ander bedrijf op een vergelegen bedrijventerrein zou brengen. Ploegendienst. Groenvoorziening. Maar het leek me een wat vreemd opstappunt. Misschien werkten ze bij een verhuisbedrijf?
Opeens veerden een paar van hun op. Van links kwam een wijkagent aangelopen, vergezeld door een jonge blonde dame. Ze hadden er flink de pas in, en ongetwijfeld verontschuldigde de vrouw zich voor file perikelen, toen ze alle mannen de hand schudde.
Dit waren geen mannen voor Jan de Wit, hier zou iemand uit zijn of haar woning gezet gaan worden. Wijkagent, hulpofficier van justitie, een deurwaarder, en ja hoor, daar kwam één van de groengejackte mannen met een gereedschapskist aangelopen.
Natuurlijk hoopte ik, en iedereen die aan deze kant van de straat woonde met mij, ik weet het zeker, dat één van de rijke overburen zijn rekeningen niet meer had betaald. Maar nee.
Korte tijd later lag de vloerbedekking en een half verrotte keuken op straat. In een mum van tijd was de opruimploeg weer vertrokken.
's Middags, terwijl ik de ramen lapte, liepen een jonge agent en een oude, wat sjofel geklede man voorbij. Zijn blik was ergens tussen ongeloof, woede en gelatenheid blijven hangen in een met opgetrokken wenkbrauwen verstarde grimas. Zijn schouders hingen zowat tot op de knieën. Ze gingen het huis binnen, en ik vroeg me af welk een leed daar achter die voordeur, nee, achter alle voordeuren plaats vond, zonder dat iemand daarbuiten het wist.
Aan de overkant wiegde een jonge moeder haar pasgeborene in slaap, terwijl ze in de verte staarde.
In de achtertuinen kwetterden de vogels. Het werd lente. Tijd om een nest te bouwen.
Behind front doors.
For six months, I had been living in a 2-room porch flat in the R-hood. Social housing, almost the whole row was built in the same, attractive brick style from the early 20th century. Unfortunately, we looked out on a monstrosity from the 1980s, with ugly steel balconies in white and grey, the apartments of which were also extremely expensive to rent, some as much as 3x as ours. It was probably bigger inside, otherwise they only paid more for a better view. Sometimes I wished they had mirrored windows, so we could still see some of ourselves.
So musing I looked out the window early one morning. Normally I never looked out the window on that side so early. Way too boring. I preferred looking at the neighbours' back gardens. Trees, birds, the occasional windblown cat. But now I was awake so early that I suddenly looked out the front window. Across the street was a group of men waiting. Half were wearing dark green jackets. Two were a bit older, stood out by their more formal attire, and something that looked like a briefcase.
At first I thought they were waiting for a shuttle bus to take them to some company in a distant business park. Shift work. Landscaping. But it seemed like a somewhat strange pick-up point. Maybe they worked for a moving company?
Suddenly a few of them perked up. From the left came a community police officer, accompanied by a young blonde lady. They had a good pace, and no doubt the woman apologized for the traffic jams when she shook hands with all the men.
These were not men for the usual relocating: someone would be evicted from his or her home. Neighborhood police officer, assistant public prosecutor, a bailiff, and yes, one of the green-jacketed men came running with a toolbox.
Of course I hoped, and everyone who lived on this side of the street with me, I'm sure, that one of the wealthy neighbours across the street had stopped paying his bills. But no.
A short time later, carpets and a half-rotten kitchen lay in the street. In no time the clean-up crew was gone.
In the afternoon, while I was cleaning my windows, a young police officer and an old, somewhat shabbily dressed man walked by. His gaze was stuck somewhere between disbelief, anger and resignation in a grimace stiffened with raised eyebrows. His shoulders hung just about to his knees. They entered the house, and I wondered what suffering was taking place behind that front door, behind all the front doors, without anyone outside knowing.
Across the street, a young mother rocked her newborn to sleep, gazing into the distance.
In the backyards, birds twittered. Spring was coming. Time to build a nest.
back to top